De Nederlandse economie is in het eerste kwartaal van 2023 met 0,7 procent gekrompen, zo blijkt uit de eerste berekeningen van het CBS. Dit in tegenstelling tot een groei van 0,4 procent in het vierde kwartaal van 2022. De daling is vooral het gevolg van een afname van het handelsoverschot en een grotere onttrekking aan de voorraden.
Ondanks de algemene daling stegen de investeringen in vaste activa in het eerste kwartaal met 1,1 procent ten opzichte van het voorgaande kwartaal, vooral door investeringen in de bouw, personenauto's, vliegtuigen en machines. De overheidsconsumptie steeg met 0,5 procent, terwijl de particuliere consumptie onveranderd bleef. De uitvoer van goederen en diensten daalde met 1,8 procent ten opzichte van het laatste kwartaal van 2022, vooral door een daling van de uitvoer van goederen.
Interessant is dat de bouwsector het meest groeide, waarbij de toegevoegde waarde (het verschil tussen productie en verbruik van energie, materialen en diensten) met 2,4 procent toenam [1]. Daarentegen daalde de toegevoegde waarde in meer dan de helft van de sectoren.
In vergelijking met andere Europese landen is de achteruitgang van de Nederlandse economie opmerkelijk. Terwijl de economieën van België en Frankrijk in het eerste kwartaal van 2023 met respectievelijk 0,4 en 0,2 procent groeiden, stagneerde de Duitse economie met een groei van 0 procent [1]. Gemiddeld bedroeg de groei in de Europese Unie (EU) 0,3 procent.
Een andere kanttekening is dat consumenten voorzichtiger zijn geworden, wat heeft geleid tot een "behoorlijk grote vertraging" van de economie, aldus Peter Hein van Mulligen, hoofdeconoom bij het CBS [2]. Terwijl huishoudens in het laatste kwartaal van 2022 nog veel geld uitgaven, stagneerde de consumptie begin dit jaar: "Er zijn hier en daar dalingen en groei, maar over het geheel genomen geven we niet meer uit. Misschien voelen de consumenten ook de hoge prijzen," zei hij.
Het CBS meldde ook dat de werkloosheid in het eerste kwartaal van dit jaar licht is gedaald. Er waren in deze periode 2000 minder werklozen dan een kwartaal eerder. Bovendien steeg het aantal banen weer met 63.000 banen [2].